Pensioenfondsen houden steeds meer rekening met duurzaamheid in hun beleggingsportefeuille, maar heeft dit impact in de ‘echte’ wereld?
Jaarlijks onderzoekt de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) de prestaties van het verantwoord beleggingsbeleid van Nederlandse pensioenfondsen. Deze benchmark pensioenfondsen beoordeelt de 50 grootste pensioenfondsen van Nederland, samen goed voor 92% van het door de sector beheerde vermogen met een totale waarde van meer dan €1.435 miljard. Uit het uitvoerig onderzoek komen ook de prestaties van de sector als geheel naar voren. Hieruit blijkt onder andere dat op het gebied van beleid al behoorlijke stappen zijn gemaakt de afgelopen jaren, maar er nog te winnen valt in de vertaling naar praktijk.
Duurzaamheid is steeds meer onderdeel van het beleggingsproces
De resultaten van ons 15-jarig onderzoek laten zien dat de pensioensector geleidelijk aan stappen hebben gezet ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB). De laatste jaren kun je zelfs spreken van een stroomversnelling. Zo constateren wij dat sinds 2018 MVB bij alle pensioenfondsen onderdeel is van beleggingsovertuigingen.
De zogenoemde Environmental, Social, & Governance (ESG) gerelateerde risico’s worden langzaamaan door steeds meer pensioenfondsen per beleggingscategorie en per sector in kaart gebracht. Maar institutionele beleggers betrekken inmiddels ook klimaatscenario’s in de aannames van Asset & Liability Management (ALM)-studies. De markt ontwikkelt zich navenant. Er ontstaan tal van nieuwe gespecialiseerde partijen die instrumenten aanbieden om deze duurzaamheidsrisico’s te analyseren op bedrijfs- en portefeuille niveau.
Deze beweging wordt versterkt door een toenemende aandacht voor duurzaamheidsrisico’s vanuit de wet- en regelgeving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beheersen van klimaatrisico’s (o.a. vanuit IORP II en toezichthouders die stresstesten vragen). Ook dient de financiële sector verslag te doen over materiële duurzaamheidsinformatie, waaronder het CO2 gehalte van investeringen. Volgens de EU Disclosure Regelgeving (van kracht vanaf maart 2021) moeten grote bedrijven en financiële instellingen publiceren in hoeverre zij voldoen aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs. Relatief nieuw zijn de gedetailleerde criteria die de EU heeft bepaald in de EU taxonomie, een classificatie voor financiële markten om vast te stellen wat een duurzame activiteit is en wat niet.
…maar is dit voldoende?
Het steeds meer financieel maken van duurzaamheid duidt erop dat de financiële sector serieus werk maakt van duurzaam beleggen. Hoewel dit zeker een positieve ontwikkeling is, wil dit nog niet zeggen dat we er hiermee een duurzame wereld realiseren. Uit de benchmark pensioenfondsen komt een aantal mogelijkheden voor verbetering naar voren.
Het kan beter…
De verantwoordelijkheid voor duurzaamheid goed verankeren in de organisatie
Terwijl de meeste (70%) pensioenfondsen worden geadviseerd door experts, heeft slechts 16% van de pensioenfondsbesturen zelf aantoonbare kennis over MVB. Maatschappelijke onderwerpen zoals, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, mensenrechten, klimaatverandering, biodiversiteit en gezondheid brengen vraagstukken met zich mee die relevant zijn voor pensioenfondsen en hun deelnemers. In hoeverre worden maatschappelijke kosten eigenlijk verdisconteerd in beleggingsbeslissingen, zodat bedrijven die maatschappelijke waarde genereren, ook aantrekkelijkere beleggingen zijn?
Kennis over deze ontwikkelingen en over de mogelijkheden waarop deze vertaald worden naar het beleggingsbeleid, zou veel meer dan nu een onderdeel moeten zijn van de fiduciaire verplichting van bestuursleden en aan de orde moeten komen in de verschillende commissies. Alleen met kennis van zaken en voldoende interne countervailing power kunnen besturen zorgvuldige afwegingen maken en vervolgens richting geven aan en controle houden op uitvoerende partijen.
Beter benutten van instrumenten voor duurzaam beleggen
Een ander opvallend resultaat uit de benchmark is een gebrek aan afstemming tussen het MVB-beleid van de pensioenfondsen en de daadwerkelijke beleggingsportefeuille. Om invulling te geven aan een (soms ambitieus) beleid, wordt gebruik gemaakt van diverse duurzame beleggingsinstrumenten. Uitsluiting, ESG-integratie, engagement, stemmen en impact investing, zijn de belangrijkste instrumenten. Hoewel pensioenfondsen vaak een mooi geformuleerd beleid hebben, wordt dit in de implementatie niet altijd consistent en ten volle toegepast over de verschillende beleggingscategorieën.
Alle pensioenfondsen maken inmiddels gebruik van uitsluiting, waarmee de belegger bewust kiest niet te investeren in bepaalde bedrijven of landen vanwege ongewenste activiteiten of gedrag. Ook spelen bij het merendeel van de pensioenfondsen ESG-criteria een rol in beleggingsbeslissingen. Dit gebeurt echter op uiteenlopende manieren en we zien grote verschillen qua diepgang per beleggingscategorie. Voorbeelden zijn, het meenemen van schendingen van mensrechten volgens richtlijnen van o.a. UN Global Compact of het realiseren van CO2 reductie. We zien dit vooral in de aandelenportefeuilles.
Een positieve ontwikkeling is dat 74% van de pensioenfondsen met beurgenoteerde bedrijven in gesprek gaat om misstanden aan te kaarten en positieve verandering teweeg te brengen omtrent milieu- en mensenrechten. Dergelijke engagement kan leiden tot andere beslissingen binnen bedrijven, die resulteren in tastbare verbeteringen. In de vastrentende markt is vrijwel geen sprake van engagement. Toch zouden pensioenfondsen hier meer invloed kunnen uitoefenen bijvoorbeeld ten tijde van uitgifte en herfinanciering van schuldpapier.
… maar realiseren we hiermee een duurzame wereld?
De bovenstaande manieren om invulling te geven aan MVB richt zich vooral op het reduceren van duurzaamheidsrisico’s in de beleggingsportefeuille. Dit is conform de vigerende financiële modellen volgens welke de risico-/rendementsafwegingen en scenario-analyses worden gemaakt. We noemden al eerder CO2-reductie. Het verminderen van CO2 in een beleggingsportefeuille leidt tot een lager klimaatrisico van deze portefeuille. Beleggers houden hier steeds beter rekening mee in hun beleggingsbeslissingen.
Een lagere CO2 in de aandelen of vastrentende beleggingsportefeuille betekent echter niet een lagere CO2 uitstoot in de wereld. Om dat laatste te realiseren dient er ook aandacht te komen voor de reële impact van de beleggingen. Daarbij gaat het niet alleen om klimaatverandering, maar ook om de andere maatschappelijke ontwikkelingen. Alleen door dit te doen kunnen pensioenfondsen ook een deel van de oplossing worden. MVB gaat uiteindelijk namelijk niet over een duurzame portefeuille, maar om een leefbare wereld. Voor een ‘echte’ duurzame belegger staat de ‘echte’ reële impact dan ook voorop.
Vanuit ons 15-jarig onderzoek naar het MVB-beleid en de uitvoering daarvan door pensioenfondsen zien wij dat we zover nog lang niet zijn. Iets meer dan de helft van de pensioenfondsen belegt in impact investeringen. Maar van het sturen op reële impact of brede maatschappelijke waarde creatie, is hierbij nog nauwelijks sprake.
Behalve dat dit niet eenvoudig is, staat het ook op gespannen voet met de spelregels van de traditionele financiële modellen, waarin het creëren van maatschappelijke waarde geen rol speelt. Het is net als met groente en fruit. De belangrijkste afweging is niet alleen een wel- of niet biologische komkommer, maar ook de vraag waarom groente en fruit eigenlijk duurder zijn dan rollen koek, frisdrank en chips.
Aan activiteiten die een maatschappelijke waarde creëren, zou door de markt ook financiële waarde moeten worden toegekend. En voor activiteiten die geen maatschappelijke waarde leveren, kan wellicht een risico-opslag worden meegenomen. Helaas bestaan dergelijke modellen nog nauwelijks en zijn ze in ieder geval geen onderdeel van vigerende financiële modellen. Wellicht een uitdaging voor bijvoorbeeld een actuaris om na te denken hoe deze tekortkoming van de markt modelmatig kan worden gecorrigeerd. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd en wij denken hier graag over mee.
Redactionele noot
Dit artikel verscheen eerder al in De Actuaris, jaargang 28, nr 3.