In het Parijsakkoord hebben we met elkaar afgesproken dat we streven naar een beperking van de wereldwijde temperatuurstijging tot anderhalve graad. Om deze doelstelling te halen, zullen we in 2050 moeten zijn overgegaan naar een klimaatneutrale economie, waarin de netto-uitstoot van broeikasgassen tot nul is gereduceerd. Als we de uitstoot van broeikasgassen niet beperken, dreigt het aan het eind van deze eeuw 3 tot ruim 5°C warmer te worden dan anderhalve eeuw geleden.
Tot op heden neemt de concentratie broeikasgassen echter nog steeds toe. Sterker nog, volgens de Wereld Meteorologische Organisatie laat deze toename zelfs geen teken van vertraging zien. Inmiddels worden ook de gevolgen van klimaatverandering steeds beter merkbaar. Denk bijvoorbeeld aan moeilijk omkeerbare processen als smeltend poolijs en witte, dode koraalriffen. Ook extreme gebeurtenissen als catastrofale orkanen en bosbranden, zoals recentelijk in Australië, vinden steeds vaker plaats. Dit heeft niet alleen gevolgen voor mens en milieu, maar raakt ook de economie.
Pensioenfondsen en klimaatverandering
Klimaatverandering en pensioenfondsen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Klimaatverandering heeft namelijk grote gevolgen voor de beleggingen van pensioenfondsen. Andersom hebben pensioenfondsen met hun beleggingen ook invloed op klimaatverandering.
Risico’s, kansen en oplossingen
Naarmate de overgang naar een klimaatneutrale economie abrupter zal plaatsvinden, zullen de zogenoemde transitierisico’s groter zijn. Denk hierbij aan afwaardering van activa die niet meer gebruikt kunnen worden (zoals bijvoorbeeld oliereserves) en het beprijzen van CO2. Deze risico’s hebben betrekking op de oorzaken van klimaatverandering en zullen afnemen naarmate de transitie is voltooid.
Dan zijn er fysieke risico’s, die gerelateerd zijn aan de gevolgen van klimaatverandering. Gevolgen als onder andere extreem weer, stijging van de zeespiegel en droogte raken ook de bedrijven, projecten en overheden waar pensioenfondsen in beleggen.
Tot slot biedt klimaatverandering ook kansen aan pensioenfondsen. Er ontstaan nieuwe markten die inspelen op al deze veranderingen. En ook op macroniveau is er behoefte aan kennis over en financiering van oplossingen voor klimaatverandering.
Effectief klimaatbeleid
Een effectief klimaatbeleid richt zich op het voorkomen van verdere opwarming en ook op het aanpassen aan de fysieke gevolgen van klimaatverandering. Het adequaat aanpassen aan de gevolgen, ook wel adaptatie genoemd, leidt tot klimaatbestendigheid.
De ontwikkelingen op al deze onderwerpen gaan snel. Aan pensioenfondsen de uitdaging deze bij te houden en te vertalen naar het beleggingsbeleid. Dit is geen eenvoudige opdracht, maar wel een belangrijke. Pensioenfondsen richten zich vooral op CO2-reductie
VBDO heeft bij de 50 grootste Nederlandse pensioenfondsen onderzocht of en in hoeverre klimaatverandering onderdeel uitmaakt van de beleggingsbeslissingen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat vrijwel elk pensioenfonds (88%) inmiddels een klimaatbeleid heeft. Klimaatverandering is daarmee definitief doorgedrongen tot de bestuurstafel van de pensioenfondsen. Ter vergelijking, in 2017 had minder dan de helft (42%) van deze fondsen een klimaatbeleid.
Als we kijken waar het klimaatbeleid zich op richt, blijkt dat de meeste pensioenfondsen (38%) een algemeen beleid hebben. 28% richt zich vooral op het transitierisico en focust daarbij op CO2-reductie in de beleggingsportefeuille. Dit is niet heel verrassend. Bij klimaatakkoorden en richtlijnen, zoals bijvoorbeeld de EU taxonomy for sustainable activities, ligt ook hier de focus.
Minder aandacht voor fysieke risico’s
Pensioenfondsen besteden veel minder aandacht aan de adaptatie van de fysieke gevolgen van klimaatverandering. Dit is niet eenvoudig, want er is sprake van uiteenlopende gevolgen, die locatie- en contextspecifiek zijn en elkaar ook nog eens kunnen beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan de invloed van temperatuurstijging op veranderende weerpatronen en bijvoorbeeld overstromingen. De uiteindelijke gevolgen kunnen zeer uiteenlopen in eenzelfde gebied. Slechts een 22% van de fondsen besteedt aandacht aan adaptatie bijvoorbeeld via engagement over fysieke risico’s op de investeringen.
Risicomodellen om deze fysieke risico’s op portefeuilleniveau te analyseren zijn wel volop in ontwikkeling2. Met behulp van dergelijke modellen kan de markt zijn werk beter doen en kunnen pensioenfondsen hun portefeuilles beschermen tegen fysieke risico’s en zo klimaatbestendig maken. Daarbij is het wel zaak kritisch te zijn: in hoeverre houden deze veelal globale modellen bijvoorbeeld daadwerkelijk rekening met lokale omstandigheden?
Als het gaat om het rapporteren door financiële instellingen over klimaatrisico’s, is het raamwerk vanuit de Task Force on Climate-related Financial Disclosures (TCFD) toonaangevend. TCFD richt zich zowel op CO2-reductie als op fysieke risico’s, maar alleen voor wat betreft de gevolgen vóór de financiële sector, en niet wat betreft de impact ván de financiële sector op klimaatverandering.
Klimaat op portefeuilleniveau
Klimaatbestendige portefeuille: mogelijke perverse prikkel
Wanneer investeerders analyses maken van de fysieke risico’s in gebieden waar zij actief zijn, kan het streven naar een klimaatbestendige portefeuille tot gevolg hebben dat zij investeringen afbouwen in gebieden met verhoogde fysieke risico’s.
Hoewel dit op portefeuilleniveau tot een beter beeld leidt, is dit niet per se bevorderlijk voor het betreffende gebied, de bedrijven en bewoners.
Klimaatbestendige activa: deel van het verhaal
Het is ook mogelijk op assetniveau analyses te maken van fysieke risico’s. Dit gebeurt bijvoorbeeld al bij investeringen in reële activa als vastgoed en infrastructuur, maar geldt net zo goed voor andere beleggingscategorieën. Hierbij gaat adaptatie in feite over de bescherming van investeringen tegen fysieke risico’s. Grotere pensioenfondsen als ABP en PFZW zijn hier al mee actief.
Er is een keur aan standaarden om de duurzaamheid van reële activa vast te stellen. De meeste pensioenfondsen (69%) die direct in vastgoed investeren, maken gebruik van deze standaarden. De criteria van dergelijke standaarden zijn nog wel voornamelijk gericht op transitie en minder op klimaatbestendigheid, maar ook hier zijn ontwikkelingen. Zo heeft GRESB nu ook een specifieke module voor klimaatbestendigheid.
Klimaatbestendige leefomgeving: bijdragen aan de oplossing
Hoewel het begrijpelijk is dat beleggers zich primair richten op het verminderen van fysieke risico’s op portefeuilleniveau en de klimaatbestendigheid van hun activa, hebben we het hier in feite nog steeds over symptoombestrijding. De patiënt zal daar helaas niet door gered worden.
Uiteindelijk draait het om oplossingen die bijdragen aan een klimaatbestendige leefomgeving en zullen niet alleen mens en milieu, maar ook economie hier baat bij hebben. Want zelfs een goed beschermde fabriek of gebouw kan niet functioneren in een gebied dat niet klimaatbestendig is.
Vanuit die gedachte hebben pensioenfondsen een verantwoordelijkheid én een financieel belang om bij te dragen aan de oplossingen en hun klimaatbeleid ook te richten op het klimaatbestendig maken van de leefomgeving.
Het goede nieuws is dat er al veel kennis wordt ontwikkeld over hoe deze oplossingen eruit kunnen zien. Zo werkt het Global Center of Adaptation sinds 2018 met landen en bedrijven om tot oplossingen voor klimaatadaptatie te komen. Ook wetenschappers hebben kennis van effectieve en inspirerende oplossingen en projecten voor zowel Nederlandse als wereldwijde adaptatie. Om deze oplossingen te realiseren zijn naast publieke ook private investeringen nodig. Meer dan ooit is het nu zaak dat pensioenfondsen hun klimaatbeleid verder aanscherpen en daarbij onderdeel worden van de oplossing.
Conclusie
Als het om klimaatverandering gaat, kunnen pensioenfondsen het zich niet veroorloven zich te beperken tot het reduceren van financiële portefeuillerisico’s. Om klimaatbestendig te zijn, moeten zij ook deel worden van de oplossing. Dit vraagt om een brede benadering van klimaatverandering, zowel gericht op mitigatie als adaptatie, en met niet alleen aandacht voor financiële risico’s en kansen, maar ook voor reële oplossingen.
Dit artikel is ook verschenen in PBM nr. 2 2020.